dinsdag 15 maart 2011

Het recht op een dresscode

De laatste dagen was er heel wat commotie over een verkoopster van HEMA, wiens tijdelijk arbeidscontract niet werd verlengd omdat ze haar hoofddoek niet wenste af te zetten tijdens de werkuren. Al gauw begonnen sommigen opnieuw te zwaaien met etiketten als racisme en discriminatie. Degenen die de discussie in die richting willen duwen, slaan de bal echter mis. De verschillende opvattingen over de hoofddoek doen hier immers niet ter zake. Iemand met een badge van het Vlaams Belang bijvoorbeeld zou men ook niet tolereren. Een bedrijf heeft het recht om een dresscode op te leggen die het imago van het bedrijf weerspiegelt. Als HEMA ervoor kiest om zich in de omgang met klanten zo “neutraal en discreet” mogelijk op te stellen is dat hun goed recht.

Dat is ook de boodschap die HEMA nu tracht te verspreiden. “Wij benadrukken dat dit beleid niet gericht is tegen het dragen van hoofddoeken of andere symbolen in het bijzonder, maar dat dit geldt voor alle uitingsvormen die afbreuk zouden kunnen doen aan een neutraal en discreet imago van Hema”, aldus een woordvoerder van het bedrijf. Dat HEMA de persoon in kwestie in eerste instantie wel had laten werken met hoofddoek, maar na klachten van klanten haar houding aanpaste is al zeker een doorn in het oog van hoofddoekbepleiters. Dat een middenstander of commercieel bedrijf rekening houdt met zijn klanten lijkt echter niet zo onlogisch.

In feite is de kern van de zaak heel simpel. Een bedrijf heeft het recht om kledingsrichtlijnen op te leggen aan zijn werknemers, in het bijzonder diegenen die met klanten in contact komen. Dat is niet meer dan logisch. Het bovengenoemde voorbeeld van een Vlaams Belang badge kan men heel simpel aanvullen: een T-shirt met ‘Splits BHV Nu!’, een pet met obscene slogans, het dragen van tientallen piercings en ga zo maar door. En wat als mijn godsdienst me nu eens voorschrijft om de hele dag door in een ‘marcelleke’ rond te lopen?

Wat men van de hoofddoek op zich denkt, speelt hier dus eigenlijk geen rol. Sommigen zullen opwerpen dat een hoofddoek een teken is van onderdrukking, anderen zien er een afwijzing van de Westerse maatschappij in en nog anderen vinden het een vorm van vrijheid. Kiest u er gerust de uitspraak uit die u aanhangt , maar dat is niet waar het in dit debat om draait.

De betrokkenen moeten ook niet zo verongelijkt reageren als of er hen een ondraaglijk onrecht werd aangedaan. In een moslimland als Turkije bijvoorbeeld is een verbod van kracht op het dragen van hoofddoeken in openbare gebouwen, al wil de huidige regeringspartij AKP dit wel graag versoepelen. Maar dan nog gaat het om het dragen van een hoofddoek in pakweg een universiteit. Dat is nog van een heel andere orde dan privé-bedrijven te verplichten om zaken als hoofddoeken toe te staan.

Meyrem Almaci van Groen! spande in dit debat de kroon door te stellen dat men hiermee eigenlijk een “impliciet beroepsverbod” instelt. Quod non. Als de persoon in kwestie ermee had ingestemd om haar hoofddoek af te leggen tijdens de werkuren was ze nu nog in dienst in dezelfde functie. Als een bedrijf ervoor kiest om hoofddoeken toe te laten, so be it, maar een onderneming die kiest voor een neutraal imago moet men ook respecteren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten