België bestaat in de praktijk uit twee landen. Vlamingen en Walen hebben eigen televisiezenders, eigen kranten en eigen politieke partijen. In het kieshokje laten beide groepen ook een heel ander geluid horen. Vlaanderen stemt al jaren centrum-rechts terwijl in Wallonië links stevig in het zadel zit. Dit leidt ertoe dat de huidige staatsstructuren niet enkel voor veel blokkering zorgen, maar ook een democratisch deficiet inhouden. Vlaanderen krijgt immers al jaren niet het bestuur waar het zich bij verkiezingen voor uitspreekt. Het is dan ook belangrijk dat Vlaanderen een aantal socio-economische hefbomen in handen krijgt. Hierdoor wordt een ondernemingsvriendelijk beleid mogelijk, wat in de huidige federale situatie zeer moeilijk te realiseren valt.
Grosso modo stemt in Vlaanderen slechts 25 procent van de kiezers links. Bij de laatste verkiezingen haalden SP.A, Groen! en PvdA samen 22,8%. In 2009 was dat 23,1% (of 24,1% als je SLP meerekent) Over de taalgrens liggen de kaarten juist omgekeerd. PS, Ecolo, CdH (vaart in tegenstelling tot CD&V de laatste jaren een linkse koers) en PTB+ (uiterst-links) halen samen ongeveer driekwart van de stemmen binnen. MR en Parti Populaire bezetten samen het overige kwart van het politieke spectrum. Het is heel moeilijk om met zo’n omgekeerde machtsverhoudingen een coherent en krachtdadig regeringsbeleid te voeren. De laatste jaren is dat heel duidelijk -en soms heel pijnlijk- naar boven gekomen.
Onze staatsstructuren bevatten een aantal mechanismen die voorkomen dat de Vlamingen eenzijdig hun wil kunnen opleggen aan de Franstalige minderheid. Er bestaat een alarmbelprocedure en sinds de BHV-saga heeft het belangenconflict sterk aan naamsbekendheid gewonnen. De meest cruciale factor is misschien wel de pariteit van de ministerraad. Dat wil zeggen dat er evenveel Vlaamse als Waalse ministers zijn, ook al zijn er een pak meer Vlaamse inwoners in dit land. Als er een of meerdere belangenconflicten uitgeroepen worden dan belandt dit dossier erna op de tafel van de regering. Door de pariteit kunnen de Franstaligen dan blokkeren wat hen niet aanstaat. Het is de bedoeling om een consensus te zoeken waar beide partijen zich in kunnen vinden. Dat vormt de basis van het Belgische overlegmodel.
Zo’n vergelijk vinden wordt echter moeilijker met de jaren. De versnippering van het politieke landschap speelt daarin een rol. Belangrijker nog is de eerder aangehaalde tegengestelde visie op waar het met onze economie en samenleving naartoe moet. De voorbije jaren hebben de Franstaligen op veel vlakken duidelijk hun visie kunnen doordrukken, vaak tegen de Vlaamse publieke opinie in.
Een belangrijke reden hiervoor is paradoxaal genoeg dat er meer Vlamingen zijn dan Franstaligen. Hierdoor levert een Vlaamse partij traditioneel gezien de premier. Als deze koste wat het kost zijn regering (of zijn postje) niet wil laten vallen moet hij wel buigen naar de andere partners. In de praktijk zijn dit de Franstaligen. Dit fenomeen was zeer duidelijk zichtbaar bij Guy Verhofstadt en Yves Leterme. Verhofstadt heeft van zijn sterk liberale burgermanifesten niets kunnen realiseren, op de ethische dossiers na. Hij leidde met paars-groen en paars twee vrij linkse regeringen. Leterme moest dan weer al zijn Vlaamse beloftes inslikken om de sleutels van de 16 te bemachtigen. Voor de verkiezingen werd hij nog “un homme dangereux” genoemd door Laurette Onkelinx. Na de stembusslag zwoegde hij wel degelijk voor zijn Vlaamse agenda, maar uiteindelijk gaf hij hem toch op. Plots werd hij iemand “waarmee goed samen te werken valt”.
Het is nuttig om er een aantal concrete dossiers bij te halen waar de Vlaamse en de Waalse opinies tegenover elkaar stonden en waar de Vlamingen moesten inbinden.
Zo is er een wet die bepaalt dat elk jaar 4,5% meer middelen naar de gezondheidszorg moet vloeien. Een kind kan haast zien dat dit op termijn onhoudbaar is. De meeste Vlaamse partijen willen hier dringend iets aan veranderen. Aan Franstalige kant ziet men dat veel minder zitten. Een deel van het geld komt wel terecht in een speciaal fonds om de vergrijzing om te vangen. Toch blijft het een slechte maatregel. Uit Oeso-rapporten blijkt dat er in België reeds genoeg geld naar gezondheidszorg gaat. Het punt is dat dit geld efficiënt moet besteed worden. Daar wringt voor onder meer het Rekenhof het schoentje. Het gevaar van de 4,5%-regel is dat de uitgaven niet streng genoeg meer zullen gecontroleerd worden omdat er toch voldoende budget is. Het geld is er toch. In tijden van besparingen lijkt het meer aangewezen om elke euro twee keer om te draaien. Er gebeuren bijvoorbeeld nog teveel nutteloze onderzoeken omdat ziekenhuizen hun dure apparatuur snel wil afbetalen.
Op het vlak van migratie gaat het beleid al jaren lijnrecht in tegen de Vlaamse publieke opinie. Onder Verhofstadt werd een eerste massale regularisatie doorgevoerd. Daarnaast baarden zijn regeringen ook nog een gedrocht als de Snel-Belg-Wet en werd het migrantenstemrecht ingevoerd. Toen Karel De Gucht –toch niet meteen een hardliner op dat vlak- tegen dit laatste in ging werd hij prompt aan de kant geschoven door Verhofstadt. In 2009 vonden de Franstaligen dat de tijd opnieuw gekomen was voor een regularisatie. De Vlamingen gingen uiteindelijk akkoord, maar bekwamen een verstrenging van de Snel-Belg-Wet als compensatie. Toen de regering viel bleek dat de nieuwe massale regularisatie reeds in kannen en kruiken was, maar dat de Snel-Belg-Wet er nog steeds hetzelfde uit zag.
Een laatste voorbeeld is symptomatisch voor de blokkerende Belgische structuren. Onlangs moest de regering een beslissing nemen omtrent de kleuren voor onze nieuwe Europese nummerplaat. Studies tonen aan dat een geel-zwarte combinatie de veiligste is, met wit-zwart als tweede keuze. Dat was echter zonder onze twee Latijnse furies Onkelinx en Milquet gerekend die het gezellig vinden om in het buitenland te flikkeren naar auto's met rood-witte nummerplaten. Ze wierpen dit als tegen"argument" in de strijd en trokken zowaar het laken naar zich toe. Geel-zwart was bovendien ook “te Vlaams” bevonden. Staatssecretaris Schouppe wilde er nog een rood randje aan toevoegen (de Belgische kleuren dus) maar het mocht niet baten.
Het is duidelijk dat de huidige Belgische structuren hun beste tijd gehad hebben. Tegengestelde visies langs beide kanten van de taalgrens op tal van domeinen maken een krachtdadig bestuur onmogelijk. Het is dan ook nodig om een groot aantal bevoegdheden over te hevelen naar de deelstaten. Dit is niet enkel nodig om efficiënter te kunnen werken, maar zorgt ook voor een meer democratische situatie. Vlaanderen kan dan eindelijk het centrum-rechts beleid ontwikkelen waar het al jaren voor stemt.
Grosso modo stemt in Vlaanderen slechts 25 procent van de kiezers links. Bij de laatste verkiezingen haalden SP.A, Groen! en PvdA samen 22,8%. In 2009 was dat 23,1% (of 24,1% als je SLP meerekent) Over de taalgrens liggen de kaarten juist omgekeerd. PS, Ecolo, CdH (vaart in tegenstelling tot CD&V de laatste jaren een linkse koers) en PTB+ (uiterst-links) halen samen ongeveer driekwart van de stemmen binnen. MR en Parti Populaire bezetten samen het overige kwart van het politieke spectrum. Het is heel moeilijk om met zo’n omgekeerde machtsverhoudingen een coherent en krachtdadig regeringsbeleid te voeren. De laatste jaren is dat heel duidelijk -en soms heel pijnlijk- naar boven gekomen.
Onze staatsstructuren bevatten een aantal mechanismen die voorkomen dat de Vlamingen eenzijdig hun wil kunnen opleggen aan de Franstalige minderheid. Er bestaat een alarmbelprocedure en sinds de BHV-saga heeft het belangenconflict sterk aan naamsbekendheid gewonnen. De meest cruciale factor is misschien wel de pariteit van de ministerraad. Dat wil zeggen dat er evenveel Vlaamse als Waalse ministers zijn, ook al zijn er een pak meer Vlaamse inwoners in dit land. Als er een of meerdere belangenconflicten uitgeroepen worden dan belandt dit dossier erna op de tafel van de regering. Door de pariteit kunnen de Franstaligen dan blokkeren wat hen niet aanstaat. Het is de bedoeling om een consensus te zoeken waar beide partijen zich in kunnen vinden. Dat vormt de basis van het Belgische overlegmodel.
Zo’n vergelijk vinden wordt echter moeilijker met de jaren. De versnippering van het politieke landschap speelt daarin een rol. Belangrijker nog is de eerder aangehaalde tegengestelde visie op waar het met onze economie en samenleving naartoe moet. De voorbije jaren hebben de Franstaligen op veel vlakken duidelijk hun visie kunnen doordrukken, vaak tegen de Vlaamse publieke opinie in.
Een belangrijke reden hiervoor is paradoxaal genoeg dat er meer Vlamingen zijn dan Franstaligen. Hierdoor levert een Vlaamse partij traditioneel gezien de premier. Als deze koste wat het kost zijn regering (of zijn postje) niet wil laten vallen moet hij wel buigen naar de andere partners. In de praktijk zijn dit de Franstaligen. Dit fenomeen was zeer duidelijk zichtbaar bij Guy Verhofstadt en Yves Leterme. Verhofstadt heeft van zijn sterk liberale burgermanifesten niets kunnen realiseren, op de ethische dossiers na. Hij leidde met paars-groen en paars twee vrij linkse regeringen. Leterme moest dan weer al zijn Vlaamse beloftes inslikken om de sleutels van de 16 te bemachtigen. Voor de verkiezingen werd hij nog “un homme dangereux” genoemd door Laurette Onkelinx. Na de stembusslag zwoegde hij wel degelijk voor zijn Vlaamse agenda, maar uiteindelijk gaf hij hem toch op. Plots werd hij iemand “waarmee goed samen te werken valt”.
Het is nuttig om er een aantal concrete dossiers bij te halen waar de Vlaamse en de Waalse opinies tegenover elkaar stonden en waar de Vlamingen moesten inbinden.
Zo is er een wet die bepaalt dat elk jaar 4,5% meer middelen naar de gezondheidszorg moet vloeien. Een kind kan haast zien dat dit op termijn onhoudbaar is. De meeste Vlaamse partijen willen hier dringend iets aan veranderen. Aan Franstalige kant ziet men dat veel minder zitten. Een deel van het geld komt wel terecht in een speciaal fonds om de vergrijzing om te vangen. Toch blijft het een slechte maatregel. Uit Oeso-rapporten blijkt dat er in België reeds genoeg geld naar gezondheidszorg gaat. Het punt is dat dit geld efficiënt moet besteed worden. Daar wringt voor onder meer het Rekenhof het schoentje. Het gevaar van de 4,5%-regel is dat de uitgaven niet streng genoeg meer zullen gecontroleerd worden omdat er toch voldoende budget is. Het geld is er toch. In tijden van besparingen lijkt het meer aangewezen om elke euro twee keer om te draaien. Er gebeuren bijvoorbeeld nog teveel nutteloze onderzoeken omdat ziekenhuizen hun dure apparatuur snel wil afbetalen.
Op het vlak van migratie gaat het beleid al jaren lijnrecht in tegen de Vlaamse publieke opinie. Onder Verhofstadt werd een eerste massale regularisatie doorgevoerd. Daarnaast baarden zijn regeringen ook nog een gedrocht als de Snel-Belg-Wet en werd het migrantenstemrecht ingevoerd. Toen Karel De Gucht –toch niet meteen een hardliner op dat vlak- tegen dit laatste in ging werd hij prompt aan de kant geschoven door Verhofstadt. In 2009 vonden de Franstaligen dat de tijd opnieuw gekomen was voor een regularisatie. De Vlamingen gingen uiteindelijk akkoord, maar bekwamen een verstrenging van de Snel-Belg-Wet als compensatie. Toen de regering viel bleek dat de nieuwe massale regularisatie reeds in kannen en kruiken was, maar dat de Snel-Belg-Wet er nog steeds hetzelfde uit zag.
Een laatste voorbeeld is symptomatisch voor de blokkerende Belgische structuren. Onlangs moest de regering een beslissing nemen omtrent de kleuren voor onze nieuwe Europese nummerplaat. Studies tonen aan dat een geel-zwarte combinatie de veiligste is, met wit-zwart als tweede keuze. Dat was echter zonder onze twee Latijnse furies Onkelinx en Milquet gerekend die het gezellig vinden om in het buitenland te flikkeren naar auto's met rood-witte nummerplaten. Ze wierpen dit als tegen"argument" in de strijd en trokken zowaar het laken naar zich toe. Geel-zwart was bovendien ook “te Vlaams” bevonden. Staatssecretaris Schouppe wilde er nog een rood randje aan toevoegen (de Belgische kleuren dus) maar het mocht niet baten.
Het is duidelijk dat de huidige Belgische structuren hun beste tijd gehad hebben. Tegengestelde visies langs beide kanten van de taalgrens op tal van domeinen maken een krachtdadig bestuur onmogelijk. Het is dan ook nodig om een groot aantal bevoegdheden over te hevelen naar de deelstaten. Dit is niet enkel nodig om efficiënter te kunnen werken, maar zorgt ook voor een meer democratische situatie. Vlaanderen kan dan eindelijk het centrum-rechts beleid ontwikkelen waar het al jaren voor stemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten